-
1 rendre
rendre [rãdr]2 effect hebben ⇒ succes hebben, het goed doen♦voorbeelden:1 arbre fruitier qui rend bien, peu • fruitboom die een goede, slechte opbrengst heeftII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 geven ⇒ doen toekomen, verlenen5 weergeven ⇒ vertalen, uitdrukken6 opbrengen ⇒ renderen, opleveren7 overgeven ⇒ braken, opgeven♦voorbeelden:rendre à un bâtiment sa destination première, un bâtiment à sa destination première • een gebouw zijn oude bestemming weer teruggevenrendre qn. heureux • iemand gelukkig maken♦voorbeelden:1. v1) opleveren3) terugkaatsen [bal]4) (terug)geven5) maken6) overgeven7) vertalen8) uitdrukken2. se rendrev3) zich... maken -
2 on le lui a bien rendu
on le lui a bien rendu
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский